Carlijn Willemstijn:
Verloren dromen
“Waarom iedereen wel maar ik niet? Als ik die kutziekte niet had gehad was ik nu al jaren moeder.
Het komt allemaal door die verrekte kanker!”
Ik zit aan een tafel in het ziekenhuis. Een jonge mooie vrouw van dertig jaar zit tegenover mij. Haar make up loopt in zwarte straaltjes langs haar wangen, haar zakdoek is inmiddels doorweekt papier. Het is vandaag de derde dinsdag van de maand, er is een inloop middag in het ziekenhuis georganiseerd. Ik ontvang mannen en vrouwen die het moeilijk vinden om hun leven weer op te pakken na hun ziekte periode. Zij willen graag contact met lotgenoten of tips van ervaringsdeskundige. Ze zijn hier om met elkaar in gesprek te gaan over hun ziekte. Vandaag zijn er weinig mensen gekomen maar deze verdrietige jonge vrouw zit al een uur hevig te snikken. Ik laat haar praten, ik laat haar huilen en zeg af en toe iets terug. Een simpel ‘ja’ of ‘ik begrijp het’ is voldoende. Deze vrouw wilt geen advies, ze wilt gewoon haar verhaal kwijt.
Ze is boos, zo verrekte boos op de kanker die ze kreeg. Ze is jong, mooi, heeft een leuke baan en een lieve man. Haar huis is onlangs verbouwd, ze heeft een mooie verre reis achter de rug maar het gene wat ze het allerliefste wilt heeft ze niet: een baby.
“Iedereen baart, iedereen zit boven op die roze wolk maar ik heb niet eens een eisprong! Mijn lijf is in de overgang door de verrekte kanker behandelingen. ‘Ooh het spijt hem zo’ zegt mijn dokter steeds maar hij kan er niks meer aan doen! Ik ben een mislukte vrouw geworden!”
Het verdriet knalt van haar gezicht. Steeds weer herhaalt ze het hele verhaal, een nieuwe zakdoek raakt vervuld van tranen, haar neus wordt vurig schraal van al het snuiten. Twee uur later verlaat de vrouw de zaal. Ze zal huiswaarts keren naar haar lieve man en haar prachtige huis met de vele kamers die leeg zullen blijven. Ik heb niet veel voor deze vrouw kunnen betekenen. Het verdriet om haar kinderloosheid is te groot.
Haar verlangen naar een baby en de woede op de kanker blijven nog de hele avond door mijn hoofd spoken. Ze voelde zich een mislukte vrouw. Ben ik dat dan ook? Ik heb geen kinderen en ik zal ze ook niet krijgen. Het verlangen naar poezelige baby handjes was ook bij mij ooit zo intens. Het leek mij echter niet verstandig om kinderen te krijgen met mijn slechte gezondheid. Ik moest die droom laten varen en dat was een hard besef. Zonder de steun van mijn geliefden zou dat een diep ontroostbaar gat achter kunnen laten. Toch is dat niet gebeurd. Ik ben blij met mijn leven van nu. Ik geniet van alle kleine kinderen in mijn omgeving en mijn zus zei laatst nog gekscherend:
“Jouw grootste talent in het leven is tante zijn!” Ik glunderde van trots.
Ik ben niet boos op mijn ziekte. Ik verwijt mijn lichaam niets. Deze gezondheid hoort bij mij. Ik kan niet alles (meer), ik heb veel dromen in moeten leveren en dat is moeilijk. Maar ik ben er van overtuigd dat ik het niet zwaarder tref dan een ander. Dat het gras bij de buren niet altijd groener is heb ik dankzij mijn realistische kijk al jong geleerd. Ik heb ‘slechts’ een lijf waar van alles aan mankeert maar ik heb meer dan genoeg dromen en verlangens voor de toekomst.
Ik hoop dat de jonge vrouw uit het ziekenhuis haar kinderloosheid ooit met andere ogen kan bekijken. Hopelijk wordt haar verdriet om de baby die nooit zal komen hartenpijn uit het verleden zodat er ruimte komt voor tal van andere kansen op geluk. Want als je grootste droom niet uit kan komen, komt er gek genoeg vanzelf een andere droom voor in de plaats.