Carlijn Willemstijn:
Opgeven doet pijn
“O nee,” kreun ik hardop terwijl ik mij omdraai in bed, “niet weer!”. De kerk klok van Dwingeloo slaat vier keer in de nacht. De gong dreunt door de kamer alsof hij enkele meters naast mij wordt geluid. “Wat doet zo’n actieve kerk klok in een gehucht als dit?” vraag ik mij wanhopig af.
Ik ben gistermiddag afgereisd naar Dwingeloo vanuit Den Haag. Een rit van ruim tweehonderd kilometer. Na het diner in het restaurant van het hotel ging ik al vroeg naar bed want vandaag wacht mij een drukke lange dag. Helaas komt er van slapen maar weinig wegens de kerk klok die elk half uur luidt. En de auto’s die de hele nacht langs het hotel scheuren werken ook niet mee aan een goede nachtrust.
Die ochtend zit ik brak en misselijk aan het ontbijt. Ik krijg niet meer weg dan een bakje yoghurt met wat muesli. Om acht uur stap ik in de auto richting Assen. Vandaag is er een jongeren dag van de Stomavereniging die ik als vrijwilliger heb georganiseerd.
Daar aangekomen ren ik al snel enthousiast in het rond. Vol optimisme ga ik van start. Ik verwelkom de jongeren die in grote getalen naar deze dag zijn gekomen. Ieder met hun eigen verhaal, hun eigen ziekteverleden, hun vragen en verwachtingen. We snijden onderwerpen aan die nauw bij de jongeren leven. Grappige anekdotes, mooie ervaringen en gelukkige momenten worden gedeeld. Vele vragen worden gesteld en onderling beantwoord. Wat is het toch waardevol voor deze mensen om lotgenoten te treffen!
De ochtend gaat voorbij en elk uur dat de klok verstrijkt zak ik meer onderuit in mijn stoel. Ik ben zo moe van de brakke nacht en mijn bekken knalt uit elkaar van de steken. Toch trek ik mijn zonnige gezichtje, ik ben hier tenslotte in mijn ‘voorbeeld functie’. Ik vertel over hobby’s en werkzaamheden die ik met zoveel passie doe zonder hinder van mijn stoma. Ondertussen de steken in mijn onderrug negerend. Vervolgens starten we met de lunch waarna de jongeren in een andere zaal aanschuiven voor het middagprogramma. Ik sluit de lege zaaldeur achter mij, draai hem in het slot en strijk neer in een stoel. Eindelijk rust. De stilte omarmt mij.
“Nee, niet hier, niet doen! ”spreek ik mijzelf streng toe terwijl mijn ogen vol stromen met tranen. “Kappen Carlijn, niet huilen, stop!! ”
Maar er is geen houden meer aan. Ik zit ver onder mijn breekpunt. Ik ben te moe door de gebroken nacht en de lange reis afstand van gister heeft mij genekt. Mijn lichaam doet zeer en mijn beperkingen steken de kop op. Dit alles vermengd met een teleurgesteld gevoel omdat mijn lichaam het niet trekt, uit zich in deze huilbui. De jonge lotgenoten waren vanmorgen allemaal zo positief, zo opgewekt, zo vol energie maar ik voelde mij de zwakste. Deze zelf getrokken conclusie maakt mij in en in verdrietig. Ik weet dat ik mijzelf niet moet vergelijken met anderen, zelfs niet met lotgenoten, iedere ziekte en ieder lichaam is anders maar toch. Wat stelt het mij teleur dat ik deze dag niet vol kan houden. Er zit niks anders op: Ik moet nu naar huis.
Ik strompel overeind, open de afgesloten deur en stuit in de gang op een collega. Ze ziet mijn betraande gezicht en na mijn excuses en gestamel dat ik mij belabberd voel loop ik even later naar de auto. Zodra ik het portier achter mij dicht sla geef ik mijn tranen de vrije loop. Ik bel mijn zus en in horten en stoten deel ik mijn verdriet en frustratie met haar. Wat ben ik teleurgesteld in mijn lichaam dat het deze dag niet (meer) aan kan.
“Ooh lief zusje, voel je toch niet rot! Je hebt vandaag weer zoveel voor anderen betekend! Je mag juist heel trots op jezelf zijn! Dat je dit vrijwillig voor jonge lotgenoten doet is zo fantastisch!”
Na mijn zus haar poging mij op te beuren rijd ik de 250 kilometer naar huis. Onderweg trakteer ik mijzelf bij de benzinepomp op een warme mok chocolademelk, deze ene keer kan de caloriebom mij niet schelen. Thuis kruip ik direct met een warme kruik en een flinke pijnstiller mijn bed in .
Wanneer ik een dag later met dikke ogen mijn bed uit kom en mijn mail box open zit hij vol met mailtjes van collega’s. Ze vragen bezorgd hoe het met mij gaat nadat ik ‘opeens’ vertrokken was uit Assen. Wat lief dat zij zo meeleven. Ze bedanken mij voor mijn inzet en mijn positieve bijdrage. Ik blijf echter een knagend gevoel van verdriet en teleurstelling houden als ik aan gister terug denk.
Wat is het moeilijk om te aanvaarden dat mijn lijf niet meer kan wat ik zo graag wil. Mijn lichamelijke ongemak went inmiddels wel. Maar de frustratie van je zo op iets verheugen, iets zo graag willen en het vervolgens niet kunnen volbrengen went nooit. Die teleurstelling blijft mij keer op keer raken, iets opgeven terwijl je zo graag wilt doet pijn.