Carlijn Willemstijn:
Om vier uur
‘Het gaat vandaag gebeuren’ lees ik in mijn scherm.
Ik ken haar niet maar denk aan haar want vandaag gaat ze dood. Een kennis van mijn vriendin zal vandaag haar laatste adem uitblazen. Mijn vriendin laat het mij weten via een whats app bericht. Vier woordjes. ’Het gaat vandaag gebeuren’. Woordjes die bij veel mensen het leven op zijn kop zullen zetten.
Ik denk aan haar kinderen. Pubers die vanaf morgen een leven zonder hun mama moeten leven. Examens, de eerste verliefdheden, studeren, uit huis en uiteindelijk het gemis van een oma als ze zelf ouder worden. Hoe kun je als dertienjarig meisje de dag doorkomen als je weet dat straks, rond een uur of vier, de dokter met het spuitje zal komen? Hoe kun je dealen met het feit dat mama er straks niet meer is? Nog eenmaal haar kamer in. Haar magere gezicht strelen, de knokige handen en de vreemde geur opsnuiven die al dagen rond mama hangt. De borstkas die zachtjes op en neer gaat zal straks niet meer bewegen.
En dan haar zoon. Ouder, gesloten en boos. Raast in de vroege morgen weg op zijn scooter. Wilt er vanmiddag niet bij zijn. Zijn moeder is in zijn ogen al maanden dood. Vanaf de dag dat de kanker door haar lichaam denderde was hij zijn vrolijke, altijd neuriënde moeder al kwijt. Hij raast naar de zee en ploft in de duinen. Zijn iPod aan, de beat dreunt in zijn oren. Hier zal hij vandaag blijven. Hij wilt niet terug naar huis, het huis waar straks zijn dode moeder ligt. De bittere tranen op zijn wangen worden weggevaagd door de ijzige wind.
Haar beste vriendin aan haar zijde. Dag na dag, nacht na nacht. Ze blijft maar praten over hun geleefde vriendschap. Ze kwebbelt zachtjes over de vrolijke avonturen die zij hebben beleefd. Ze kan een glimlach niet onderdrukken. Alsof ze samen herinneringen ophalen. Maar Sofie glimlacht niet meer terug. Al weken niet. Sofie slaapt. In diepe slaap om de pijn niet te voelen.
“Ben je er nu al weer?” vraagt de wijkzuster die binnen komt op zachte lieve toon. De deur wordt achter haar gesloten.
“Alweer? Ik ben er nog steeds geloof ik. Ik kan niet weg. Het lukt gewoon niet. Ze mag nu niet alleen zijn. Ze moet weten hoe fijn onze vriendschap was. Ze moet weten hoeveel iedereen van haar houdt. Straks komt haar familie. Dan zal ik naar huis gaan om mij op te frissen voor vanmiddag. Vanmiddag vier uur.”
Ik zit thuis op de bank. Ik ken haar niet maar toch zijn mijn gedachten bij haar. Hoe zal het voelen om te weten dat je zal sterven zonder je kinderen op de rit achter te laten? Hoe kun je berusten in de dood als je weet dat je taak nog niet is volbracht? Hoe kan een moeder loslaten als haar kroost nog aan haar hangt? Ik krijg het benauwd bij de gedachte. Ik word onrustig en voel haar pijn, haar strijd. Ik kijk naar de klok. Over zes uurtjes komt de dokter en is de keiharde strijd voorbij. Gelukkig voor Sofie. Voor de rest gaat het dan pas beginnen.
Reageren? doe het hieronder