Carlijn Willemstijn:
Littekens op zijn ziel
Soms zie ik hem zitten, op de bank, kijkend naar zijn krant.
Hij leest niets, neemt niks in zich op maar hij staart.
Ik ken hem goed genoeg om te weten dat hij geen letters ziet, geen foto’s of het nieuws dat daar staat. Mijn vader ziet angst, angst in de krant van vandaag, angst om zijn eigen sterfelijkheid.
De kanker is verslagen, de behandeling is voorbij. ‘Hij zou blij moeten zijn, genieten van het leven’, zoals men zegt. Maar wat als dat nog niet lukt? Wat als je de schrik maar niet te boven komt van wat jou, als gezond mens, is overkomen? Dan zit je daar, op de bank, met de krant, waar je naar staart tot er weer een uur voorbij is. Een uur waar in niks ernstigs is gebeurd, wat je vervolgens weer verbaast.
“Oh echt, was de controle van je vader goed? Gefeliciteerd hoor!” zegt men.
Gefeliciteerd? Met wat? Met het feit dat mijn vader amper meer kan eten en drinken? Nog steeds terug moet vallen op flesvoeding? De oedeem nek die steeds weer opspeelt en zijn arm die niet meer functioneert. Het slikken wat lastig is met weinig speeksel door de bestralingen. De kanker is er uit gesneden maar de littekens op lijf en ziel zijn er diep in gekerfd. De behandelingen waren zo mensonterend zwaar dat de grond nog na trilt onder zijn voeten.
Nooit heb ik geweten dat kanker zulke sporen na laat. Wat is dit anders dan de ziekte van mijn eigen buik. Na iedere operatie stond ik te popelen om het leven weer in te duiken. Genieten, eten, dansen, er op uit; niks was mij te gek. Ik wilde voelen dat ik leefde. Ik fietste de hoogste berg op en sprong er met een parachute van af. Liefde, lust, passie en verdriet, ik wilde het tot in mijn tenen voelen.
En toen kreeg papa kanker en stortte mijn zogenaamde persoonlijke hoogtepuntjes als een plumpudding in elkaar. Niks deed er meer toe. Hij moest dit overleven, hoe dan ook! Snijden, behandelen, bestralen, herstellen; dat was het plan. De complicaties tussendoor zouden worden aangepakt maar hij mocht niet afhaken. Pas nu hij het heeft overleefd zie ik hoe ongelooflijk zwaar hij het heeft gehad. Mensonwaardig zwaar waardoor de levenslust soms verdwenen lijkt te zijn .
Als er zo’n sluip moordenaar in je lichaam zit lijkt zorgeloos leven niet te doen. Hoe kun je dan nog rustig slapen? Hoe voel je of hij toeslaat, je van achter besluipt en genadeloos in je lichaam trekt? Een bobbeltje hier, een pijntje daar. Is het terug? En wat dan? Ga je naar de dokter of besluit je het te laten zitten omdat je niet weer die martelgang van behandelingen wilt?
Verlammende angst waardoor je doodstil op de bank blijft zitten, net als mijn vader.
Ook al ben ik anders en sta ik anders in het leven; ik begrijp hem wel, die vader van mij. Ik hoop dat er ooit, na de zoveelste positieve controle, een dag komt dat ik in de ogen van mijn vader zie dat het vertrouwen er weer is. Vertrouwen in de toekomst zonder die sluipmoordenaar in zijn achterzak. Dan gaan we met elkaar naar het strand en drinken daar een biertje om te proosten op de kanker die dan pas echt verslagen blijkt te zijn!