Levensbeschouwing en orgaandonatie
De rooms-katholieke kerken staan positief tegenover orgaandonatie. Volgens de kerk is orgaandonatie een goede en vrijwillige daad zonder eigenbelang maar rekening houdend met
(het leven van) de ander. Orgaandonatie mag niet als een plicht worden gezien, maar als een daad van naastenliefde.
Volgens de protestantse kerk is de wens om wel of geen organen te doneren een persoonlijke kwestie. Orgaandonatie is vanuit humanitair opzicht een mooi streven maar geen verplichting. Ook staat het de wederopstanding van een lichaam zonder organen niet in de weg. Maar doneren blijft wel een punt van discussie.
Binnen de verschillende richtingen van de Islam is geen overeenstemming over orgaandonatie. Uitgaande van de deugd van naastenliefde vindt men het toelaatbaar om je organen te doneren. Maar sommige autoriteiten binnen de Islam wijzen orgaandonatie af omdat het lichaam aan God toebehoort en daarom niet beschadigd mag worden. Een andere belangrijke rol is het hersendoodcriterium. Hierover bestaat in Islamitische kringen veel onduidelijkheid, wat in veel opzichten de mening over orgaandonatie beinvloed.
De orthodoxe Joodse stroming denkt anders over orgaandonatie dan de liberale Joodse stroming. De liberalen stellen de zorg voor het leven boven dat van de eer van het dode lichaam. Maar volgens de orthodoxe stroming mag juist geen inbreuk worden gemaakt op de integriteit van het lichaam. Dit omdat het lichaam geschapen is naar het voorbeeld van Gods lichaam. Ook speelt het doodscriterium een belangrijke rol: volgens de Halacha (een verzameling wetten en gedragsregels) vormen de verschillende symptomen samen de zekerheid dat de dood is ingetreden. Een definitie die niet opgaat bij hersendood.
Volgens het
hindeisme leeft de ziel voort na de dood en wordt het herboren in een nieuw lichaam. Hoewel er scheiding van lichaam en ziel plaatsvindt tijdens het sterven en de dood, moet volgens de Hindoes het lichaam toch ongeschonden blijven na de dood. Er zijn echter geen religieuze wettelijke verboden op orgaantransplantatie. Over het algemeen laat men de keuze vrij per individu.
Het humanisme kent geen officieel standpunt over orgaandonatie, maar het recht op zelfbeschikking en onschendbaarheid van het lichaam spelen een belangrijke rol. Het argument dat met orgaandonatie levens gered kunnen worden is een belangrijk argument. Maar volgens de humanisten is ook de mening van de nabestaande belangrijk. De uiteindelijke beslissing ligt bij het individu zelf.
Binnen de esoterische en antroposofische stromingen is geen eenduidige mening over orgaandonatie. Over het algemeen is de strekking (zeer) kritisch tot negatief. De Stichting Bezinning Orgaandonatie (SBO) bijvoorbeeld gaat van het principe uit dat de mens een geestelijk wezen is met een lichaam van vlees. Om te kunnen functioneren heeft het lichaam organen die het hele leven met de mens meegaan en daardoor als het ware samenvallen met de ontwikkeling van de mens waarin de organen zich bevinden. De ervaringen en belevenissen die een mens opdoet tijdens zijn/haar leven worden niet alleen in zijn geheugen, zijn hersenen, opgeslagen, maar hij/zij draagt deze ervaringen en belevingen ook in zijn/haar organen mee. Zij vinden dan ook dat er meer aandacht moet komen voor het gegeven dat een mens meer is dan een lichaam alleen.
Daarnaast stellen zij de definitie hersendood aan de kaak. Volgens de specialisten in de ziekenhuizen ben je hersendood als je hersenen geen activiteit meer tonen. Om te kunnen doneren word je lichaam daarom kunstmatig in leven gehouden; de patiënt wordt kunstmatig beademt waardoor het hart blijft kloppen en het bloed blijft stromen. Dit is voor de organen van vitaal belang omdat ze zuurstof nodig hebben. Ook met kunstmatige beademing zullen de hersenen geen activiteit meer tonen en daarom wordt de patiënt als dood beschouwd. Het SBO verwijt de wetenschappers de stelling dat het in leven houden van een lichaam nog niet inhoudt dat het lichaam dood is.
Het is belangrijk dat als je niet aan een kerkelijke genootschap verbonden bent of enige andere duidelijke levensovertuiging naleeft, je zelf een beslissing maakt of je na je dood iets van je lichaam wilt doneren. Wil je dit niet, laat dit dan duidelijk weten en wil je het wel laat dat dan ook weten, in beiden gevallen in een donorcodicil, en voeg dit bij een wilsbeschikking of testament. Weet je het niet, laat dan de keus over aan je nabestaanden en verzeker ze dat wat zij kiezen de juiste keus zal zijn.