Carolien Kooi, Hospice medewerkster:
Het houten Juk
Tijdens de intervisie kwam het gesprek op meneer van Boom. Hij lag al meer dan drie maanden in ons Hospice en werd niet zieker. Knal geel was hij het hospice ingekomen en moest nu binnenkort, met een gezond wit kleurtje, ons hospice weer uit.
Op onverklaarbare manier was het afvoerkanaal in zijn lever open gegaan en kon de gal, dat hem zo geel had gemaakt, zijn lever weer uit. De huisarts kon nu niet meer aangeven of meneer terminaal was of niet. Om in het hospice te verblijven moet iemand terminaal zijn. Volgens mijn collega’s was meneer van Boom depressief en wilde eigenlijk niet meer verder met leven. Toen ik dat hoorde bedacht ik mij hoe moeilijk dit voor iemand moet zijn. Meneer was 84 en moest nu terug het leven in waar hij drie maanden daarvoor geestelijk afscheid van had genomen.
Een plaats in het lokale zorgcentrum sloeg hij fanatiek af. Nee, dan ging hij liever terug naar huis.
In de tijd dat meneer in het hospice had gelegen had hij veel verteld over zijn hobby: houtbewerking. Met een houten juk onder mijn arm liep ik de volgende dag zijn kamer in het hospice binnen. Meneer keek mij vluchtig aan en vervolgens staarde hij naar het oude, met houtworm gaatjes bezaaide juk.
‘Wat is de bedoeling daarvan?’ vroeg hij.
‘Nou’ zei ik, ‘mogelijk kunnen we dat samen bij u thuis gaan opknappen?’ Ik ben een vrijwilligster en ik kom ook bij de mensen thuis.
Als u het goed vindt kom ik vanaf morgen twee maal in de week een middag bij u thuis’.
Dat vond meneer een fijn plan. Dat juk kon ik gelijk wel in zijn kamer laten staan. Zijn dochters konden dat morgenochtend, als hij terug naar huis verhuisde, meenemen.
De volgende dag kwam ik bij meneer van der Boom thuis. Zijn dochter deed de deur open. Meneer zat in een stoel aan de eettafel. Hij was zichtbaar nijdig. Niks stond meer op zijn plaats en hij kon daardoor niets meer vinden. Er kwamen allemaal vreemde mensen over de vloer. Hij was duidelijk de regie kwijt. Zijn dochter nam afscheid en zou s’avonds weer terug komen. Met een zucht vroeg meneer of ik zijn lievelings thee wilde zetten. Engelse thee, zwart getrokken.
‘Jij bent toch van het juk?’
Dat was ik.
Hij pakte het juk en legde het op tafel. Met zijn hand gleed hij over de nerven van het hout. Er verscheen een glimlach op zijn gezicht . Hij legde mij uit waar het schuurpapier lag, welke dikte ik eerst moest gebruiken en deed het kort voor. Daarna was het mijn beurt, en de rest van de middag dronken we thee en spraken we alleen nog maar over alle meubels die hij in zijn gezonde leven had gemaakt of had opgeknapt.
www.fijndatjedrbent.nl