Carolien Kooi, Hospice medewerkster:
Goede vrienden
Meneer de Groot was een man van begin zeventig. Hij had longkanker in een vergevorderd stadium. Meneer had geen familie of vrienden die hem thuis kon verplegen. Op de vraag van de coördinator of hij in ons hospice verpleegd wilde worden antwoordde hij met zeer besliste :“NEEN”.
Thuis wilde hij sterven, in het bijzijn van zijn trouwe vriend Jack.
Jack bleek zijn hondje, een Jack Russel te zijn, met wie hij al jaren samenwoonde.
Gelukkig konden we, door het groot aantal vrijwilligers dat op deze inzet werd ingeroosterd, aan de vraag van meneer de Groot voldoen. Meneer en zijn hondje werden van ‘smorgens zeven tot ‘savonds elf uur door de terminale thuiszorg vrijwilligsters verzorgd. ’s Nachts kwam er een beroepskracht bij hen waken.
Tijdens mijn diensten viel het mij op dat het hondje zijn baas erg trouw was. Hij verliet het bed waar meneer de Groot in lag geen minuut. Ze lagen tegen elkaar aan, en als Jack moest plassen of poepen dan deed hij het op een incontinentie matje dat op de grond in de hoek van de huiskamer lag. Blijkbaar had meneer de Groot dat zijn ‘vriend’ geleerd. Het matje werd dan weggegooid en een schone weer in de hoek gelegd.
Als ik kwam lagen ze meestal te slapen. Ik pakte dan een boek en ging naast hun zitten. Regelmatig keek ik even of het meneer en Jack aan niets ontbrak. Meneer lag dan vaak met gesloten ogen zijn hondje lekker te kriebelen. Ik vermoed dat het meneer de Groot “rustig in zijn hoofd” hield. Want, van enige angst of pijn sprak hij nooit, als Jack maar binnen handbereik lag. Jack onderging het allemaal heel relaxed. Hij lag, tegen zijn baasje aan, de kamer in te kijken of sliep gewoon door.
Toen meneer de Groot overleed lag Jack ook tegen hem aan. Pas bij de komst van de begrafenis ondernemer hebben ze Jack van zijn baas gescheiden.
Jack woont nu bij een overbuurman.
Ik vraag me zo nu en dan nog wel eens af: ‘Zou Jack nog leven en zo ja, zou hij zijn trouwe vriend dan missen?’