Carlijn Willemstijn:
Dit ben ik
“Nee-hee! Ik wil niet lopen mama, ik ben moe.” Een klein jongetje wordt aan een arm omhoog gehesen. Dikke tranen rollen over zijn mooie bruine wangen en zijn moeder ziet er wanhopig uit.
“Kom op Tygo, ik kan je niet dragen met mijn dikke buik”. Tygo hangt met zijn knuistje omhoog aan zijn moeders arm en zet het op een brullen.
”Nee mama, ik wil niet lo-ho-pen! Ik ben moe-hoe-hoe!”
Het Surinaamse peutertje wordt door zijn hoogzwangere moeder de laatste trede op gehesen en ze stuiten op een muur van mensen. Er is amper zitplaats in de volle tram.
Ik zucht. Het is te warm, de tram is te vol en de geluiden zijn te hard want ja, ik ben ook moe. Ik kijk de kleine Tygo aan en knik hem bemoedigend toe, alsof ik wil zeggen: ‘Ik begrijp je kleine knul, ik ben net zo moe als jij’. Ik hoef niet op mijn horloge te kijken om te weten dat het rond twee uur in de middag zal zijn. Ik ben zo’n zeven uur geleden opgestaan dus nu gaat het lichtje langzaam uit. Ik moet naar bed, het is tijd voor mijn middag slaapje, net als voor kleine Tygo.
Toen ik jaren geleden werd geopereerd had ik nooit verwacht dat ik na deze ingreep chronisch last zou houden van vermoeidheid. Ik had wel eens iets gelezen over het verband tussen een dikke darm verwijdering en vermoeidheid maar dat de impact zo groot zou zijn kun je je als energieke twintiger nauwelijks voorstellen.
Mijn dagen zijn in twee delen gehakt. Ik voel mij energiek, ik ben sportief en ik straal mits ik mijn middagslaapje heb gehad. Een hele dag wakker blijven kan in uitzonderlijke situaties wel maar doet mij geen goed. Om dit een plekje in mijn dagelijks leven te laten krijgen was zwaar. Ik heb daar lang mee geworsteld en om het uiteindelijk te leren aanvaarden was mijn grootste strijd. Inmiddels is het tien jaar later en weet ik: Dit ben ik, dit hoort bij mij.
Mijn leven is er op aangepast, ons leven moet ik eigenlijk zeggen want ook mijn man past zich (moeiteloos en liefdevol) aan mijn middagslaapje aan. Als we op vakantie een stuk gaan fietsen en mijn ogen zakken langzaam scheel dan weet hij genoeg. Mijn tempo zakt tot onder de vijftien kilometer per uur en ik begin te mopperen. Misselijk en bibberend stap ik van de pedalen. De fietsen gaan aan de kant, er komt een dekentje tevoorschijn en ik kruip op een bankje om te slapen. Mijn man waakt (verdiept in een boek) op datzelfde bankje over mij terwijl ik mij in dromenland bevind. Twee uur later fiets ik opgeladen verder en versla mijn man in het bergparcours.
“Oh wat heerlijk om even naar bed te kunnen,” zegt een gezonde hardwerkende kennis wel eens goedbedoeld tegen mij. Voor gezonde en werkende mensen lijkt het zalig om een middagslaapje te kunnen doen maar wanneer je dagelijks geconfronteerd wordt met die slopende, uitputtende moeheid is de zaligheid er snel af. Alles wordt uitvoerig gepland. ’s Middags gaat de telefoon op stil, de deurbel gaat uit en oor pluggen gaan in wanneer ik mij terug trek uit de drukte.
Ik wijk af van de massa, ik doe niet mee aan de vierentwintig uur maatschappij.
Ik schrik op uit mijn gedachten door een plotselinge schok van de tram. Eindhalte bereikt. Ik sta op, duizelig van vermoeidheid en ik wankel de tram uit. Voor mij waggelt de hoogzwangere vrouw uit de tram met op haar arm de kleine Tygo in diepe slaap.
Hij mag al, ik moet nog even wachten. Bijna thuis.