Carolien Kooi, Hospice medewerkster:
De schaakgrootmeester
Mijn hulp werd ingeroepen voor een inzet bij een alleenstaande man met longkanker.
Zijn dochter woonde in het buitenland en kwam ieder weekend naar huis om voor haar vader te zorgen.
Door de week bezochten vrijwilligers van de terminale thuiszorg hem.
Toen ik voor de eerste keer bij hem kwam lag hij nog in bed. Het bed stond beneden in de kamer. Ik stelde mij voor en direct daarna vroeg hij; “Kun je dammen of schaken?”
Ik had ooit leren schaken van mijn vader en vertelde hem dat.
“Mooi,” riep hij. Direct daarna stapte hij uit bed en liep naar de WC. Hier hielt hij zijn kam onder het fonteintje en kamde vervolgens zijn haren. Toen trok hij over zijn pyjama hesje een colbert jasje aan en ging zitten aan de eettafel.
Hij vroeg mij tegenover hem plaats te nemen aan het schaakbord. De twee koninginnen pakte hij van het bord en stopte die in zijn handen. Hij hield zijn handen op de rug en vervolgens mocht ik kiezen welke hand. Ik koos en kreeg de witte koningin aangereikt. Het spel kon beginnen.
We speelden de hele middag totdat mijn tijd erop zat. Hij kon er geen genoeg van krijgen, en ik daarom ook niet. Hoe ik ook mijn best deed ieder spelletje verloor ik. Heel vervelend. Toch vond hij dat ik talent had.
Na een paar weken werd ik het verliezen beu en vroeg hem hoe het toch kon dat ik alles verloor.
Hij liet me een aantal schriftjes zien waarin alle partijen die hij had gespeeld zet voor zet waren opgeschreven.
Daarna een fotoalbum met artikelen over hem en zijn dam en schaakclub waar hij voor uit was gekomen. Ik bleek te spelen tegen de landskampioen uit vervlogen tijd.
De weken daarna riep ik bij binnen komst: “Goedemiddag Grootmeester, zin in een potje schaak?”
“Graag,” riep hij dan, en tot het bittere einde kwam hij voor dit spelletje zijn bed uit.