De man met de dubbele ring
Ik zie hem naderen vanachter een boom. Een opgewonden uitdrukking op zijn tanige gezicht. Hij is niet groot. Op leeftijd. Op een ouderwetse fiets, zo’n degelijke met trommelremmen. Het chroom glimt, een lamp die nog aangedreven wordt door een dynamo steekt groot af onder het breed uitlopende stuur. Er is een regenpak onder de snelbinders gebonden. Hij remt, stapt af en betreedt het pleintje waarop ik op een bankje zit. Ik hoor het grint onder de banden knarsen.
Lommerrijke platanen bepalen de sfeer van dit plein dat in het midden van een woonwijk ligt. Het is een kalmerende plek te midden van het woelige leven.
De man komt dichterbij. Zijn hoofd draait naar links, naar rechts alsof hij iets zoekt. Ik word me bewust dat ik in het midden van het bankje zit en schuif een stukje op. Hij is nu zo dichtbij dat ik de gezwollen aderen over zijn handen zie lopen. De knokkels zijn wit van het knijpen in de handvatten van het stuur.
Ik zie de dubbele ring om zijn vinger.
Dit was het uur van de dag dat hij samen met haar naar buiten ging. In het begin maakten ze ritjes in de auto – fietsen achterop – tot aan de bossen in het midden van het land.
Daar genoten ze eerst samen een kop koffie en een stuk gebak.
“Dat fietsen we er vandaag wel weer af,†zei zij steevast. Ze grinnikte.
Toen de auto de deur uitging omdat zijn ogen slechter werden, werden het ritjes in de buurt. ’s Middags na het dutje en voor het avondeten maakten ze een fietstochtje in de omgeving. Voor de beweging. Het plein was het centrum van de tocht. Er werd gerust op een bankje onder een boom drie keer ouder dan zijzelf.
“Jammer dat ze hier geen koffie hebben met gebak,†zei zij steevast. Hij kon er op het laatst niet meer om lachen. Dat doet hem nu nog zeer.
Ze werd ziek. In haar hoofd. Ze zei steeds vaker gekke dingen of viel zomaar ergens neer. De dokters hadden nauwelijks uitgesproken dat ze haar op zouden nemen, of ze blies haar laatste adem uit.
Het ritme van de dag zit er nog in. Het middagdutje lukt niet meer. Het fietstochtje vaak wel. Voor de beweging. Het tempo en de gewoonte kloppen in zijn bloed. In lichaam en geest zijn ze nog samen.
Soms, thuis, vergeet hij haar. Achtergelaten op het bankje op het plein, schiet het dan door zijn hoofd. Dan spoed hij zich op zijn fiets, die hij net in de schuur had gezet, naar het plein in het midden van het dorp. Maar aangekomen begrijpt hij het weer.
Soms vergeet hij haar – daar schrikt hij van.
De man stopt bij de bank naast de mijne. Kijkt niet meer in het rond. Hij zet wat aarzelende stappen, loopt langs de oude platanen waarvan zij de stammen zo indrukwekkend vond. Met de fiets aan de hand, om niet te snel thuis te komen, slentert hij dezelfde weg terug. Tijd voor het avondeten.
Pauline van Munster is schrijfster. Net als ieder ander heeft zij een stem. En het is deze stem die je gebruikt om jezelf kenbaar te maken. Zij nodigt dan ook iedereen uit om te reageren op de columns die zij schrijft.