Het verhaal van Marian Kleijn
De dood als taboe, dat wil ik doorbreken
Hoe gek het ook klinkt: de ziekte heeft mij ook iets positief gebracht
Naam: Marian Kleijn (44)
Woont : in Boskoop, met dochter
Jaimy (11 jaar)
Beroep: heeft na havo-opleiding
diverse banen gehad, onder andere
als secretaresse en tandartsassistente.
Is nu werkloos; een contract is door haar ziekte niet verlengd.
Wat vooraf ging. Zware hoofdpijn, misselijk, moe, zo begon het, in de nazomer van 2009. De huisarts
adviseerde paracetamol te slikken, schreef later zwaardere pijnstillers voor, verwees door naar een fysiotherapeut voor spierontspannende oefeningen.
Toen, opeens. Maandag 14 december 2009. Een neuroloog stelt de diagnose: hersentumor, rechts, frontaal. Een operatie volgt, een week later.
Niet alle kwaadaardige weefsel valt te verwijderen. Bestralingen en chemokuren volgen, tot afgelopen oktober.
Woont : in Boskoop, met dochter
Jaimy (11 jaar)
Beroep: heeft na havo-opleiding
diverse banen gehad, onder andere
als secretaresse en tandartsassistente.
Is nu werkloos; een contract is door haar ziekte niet verlengd.
Wat vooraf ging. Zware hoofdpijn, misselijk, moe, zo begon het, in de nazomer van 2009. De huisarts
adviseerde paracetamol te slikken, schreef later zwaardere pijnstillers voor, verwees door naar een fysiotherapeut voor spierontspannende oefeningen.
Toen, opeens. Maandag 14 december 2009. Een neuroloog stelt de diagnose: hersentumor, rechts, frontaal. Een operatie volgt, een week later.
Niet alle kwaadaardige weefsel valt te verwijderen. Bestralingen en chemokuren volgen, tot afgelopen oktober.
Bij de laatste controle, in Januari waren de kankercellen niet actief.
Dat was goed nieuws. Maar zo zal het niet blijven.
Ik heb nooit gevraagd hoe lang ik nog te leven heb.
Een verpleegkundige zei een keer dat ik mag rekenen op twee drie jaar.
Mij houdt het niet echt bezig, omdat ik nog probeer te leven.
Ik wil me niet steeds afvragen: hoe lang heb ik nog?
Dat kan ook niet, want ik sta alleen voor de zorg van Jaimy. Zij is elf.
Ik ben altijd alleenstaande moeder geweest. Haar vader is wel in beeld. Eenmaal in de drie weken gaat ze naar hem toe. Voor de rest zijn Jaimy en ik altijd samen.
,,Bij de bestralingen en chemokuren, vorig jaar, dacht ik: even doorbijten, straks is alle ellende voorbij, dan ben ik snel weer de oude. Maar ik ben een deel van mezelf kwijtgeraakt.
Van binnen stond ik op een stevig fundament. Ik koos nooit voor de makkelijkste weg. Ik bleef nuchter onder alle omstandigheden.
,,Mijn fundament is afgebrokkeld. Ik kan niet meer naar een winkel om de boodschappen te doen.
Te veel prikkels: mensen, geluiden, kleuren, geuren, dan word ik al snel duizelig en misselijk.
Een boodschapje bij de drogist lukt net.
Staat er dan iemand achter me te zuchten als ik niet meteen mijn geld heb opgeborgen,
dan word ik van binnen woedend.
Dan wil ik het wel uitschreeuwen: doe niet zo opgefokt, ik ben er tenminste nog!Dat was goed nieuws. Maar zo zal het niet blijven.
Ik heb nooit gevraagd hoe lang ik nog te leven heb.
Een verpleegkundige zei een keer dat ik mag rekenen op twee drie jaar.
Mij houdt het niet echt bezig, omdat ik nog probeer te leven.
Ik wil me niet steeds afvragen: hoe lang heb ik nog?
Dat kan ook niet, want ik sta alleen voor de zorg van Jaimy. Zij is elf.
Ik ben altijd alleenstaande moeder geweest. Haar vader is wel in beeld. Eenmaal in de drie weken gaat ze naar hem toe. Voor de rest zijn Jaimy en ik altijd samen.
,,Bij de bestralingen en chemokuren, vorig jaar, dacht ik: even doorbijten, straks is alle ellende voorbij, dan ben ik snel weer de oude. Maar ik ben een deel van mezelf kwijtgeraakt.
Van binnen stond ik op een stevig fundament. Ik koos nooit voor de makkelijkste weg. Ik bleef nuchter onder alle omstandigheden.
,,Mijn fundament is afgebrokkeld. Ik kan niet meer naar een winkel om de boodschappen te doen.
Te veel prikkels: mensen, geluiden, kleuren, geuren, dan word ik al snel duizelig en misselijk.
Een boodschapje bij de drogist lukt net.
Staat er dan iemand achter me te zuchten als ik niet meteen mijn geld heb opgeborgen,
dan word ik van binnen woedend.
,,Ik raak snel geïrriteerd en geëmotioneerd. Soms val ik om niks uit tegen Jaimy. Jij lijkt op Roos,
zei Jaimy laatst,dat is onze kleine poes, die altijd een beetje gromt en blaast tegen onze andere, grote poes. Gut ja, je hebt gelijk, zei ik. Weet je hoe dat komt? Jaimy antwoordde: Omdat ik te druk ben zeker? Nee hoor, jij bent niet te druk, maar ik kan er niet meer zo goed tegen.
Ik wil niet dat Jaimy zich schuldig gaat voelen.
Ze moet gewoon kind kunnen zijn, maar ze moet ook begrijpen wat er met mij aan de hand is.
Op die manier raken we dan in gesprek over mijn ziekte. Ik wil haar niet de hele tijd ermee confronteren, maar ik kan de realiteit ook niet voor haar ontkennen.
,,En toch, hoe gek het ook klinkt: de ziekte heeft mij ook iets positiefs gebracht.
Ik ben dichterbij degene gekomen die ik altijd al had willen zijn. Ik denk nu: een baan als psycholoog of ander sociaal werk was echt iets voor mij geweest. Als jobhopper heb ik altijd snel contact met nieuwe collega’s gemaakt.
Ik doe niet geheimzinnig over mijn eigen leven en ik durf mensen vragen te stellen.
,,Die open houding heb ik nu nog sterker: geen oppervlakkige praat graag, want ik moet zuinig omgaan met mijn energie.
Ik heb kanker in mijn hoofd. Doodgaan is een belangrijk onderdeel van mijn leven.
Voor veel mensen is de dood een taboe. Ze willen of ze kunnen er niet over praten. Ik wil dat taboe doorbreken en niet om te provoceren.
Voor mij is praten over de dood een voorwaarde om zo normaal mogelijk te kunnen leven. Anders hangt dat onderwerp maar voortdurend als een donderwolk boven iedere ontmoeting. Zodra het is besproken, kunnen we ontspannen over andere dingen praten.
,,Ik heb me in de afgelopen anderhalf jaar vaak verschrikkelijk eenzaam gevoeld. Eerst nam de huisarts mijn klachten niet serieus.
Afgelopen zomer heb ik op internet lang gezocht naar iemand met wie ik op een niet-medische manier over mijn situatie kon praten. Gelukkig vond ik in die tijd een nieuwe huisarts, die mij in contact heeft gebracht met een palliatief verpleegkundige. Regelmatig praat ik met haar. Via haar mocht ik onlangs een praatje houden op een bijeenkomst van verpleegkundigen, verzorgers en vrijwilligers die werken met mensen in hun laatste levensfase.
Ook zij vinden het vaak moeilijk met patiënten over de dood te praten.
Ik vind dat zo enorm waardevol. Misschien is dat het wel wat mijn leven uiteindelijk ook zin
heeft gegeven: dat ik mensen help te leren praten over de dood.
Dit artikel verscheen eerder in het NRC op 12 Maart 2011 in de artikelenreeks ‘Het laatste woord’
Tekst & foto’s Gijsbert van Es